Het was vlak voor de kerst in 1906 dat Leendert van der Lee en de heer Beekerman in de paardentram vanuit Overschie naar Rotterdam zat. Leendert, een potjesboer was onderweg naar Rotterdam om het daar zijn boter te verkopen. Ook de heer Beekerman, een botervisiteur die was donderdag 20 december onderweg naar Rotterdam.
Leendert vond de aanwezigheid van de botervisiteur te gevaarlijk en stapte onderweg uit. De heer Beekerman zag dit en verliet samen met Leendert vroegtijdig de tram.
Bij controle bleek dat de boter was verpakt in niet gebrandmerkte potten die op hun beurt waren verborgen in een mand. Het woord ‘margarine’ ontbrak. Uit onderzoek bleek dat het daadwerkelijk wel om margarine ging en niet om boter. Leendert kreeg hiervoor een boete van 6 gulden.